Ik doch bij me eige:
Ik ga hier iets zeggen in het Woagenings dialect.
Glad vergeten dat ik het ginnins spreek en van beiskante niemand ken.
Dat het nog best moeilijk is da ha’k heul niet in de goate.
Ik had me voor een keer wél aan t Woagenings kwartiertje kunnen houden
of me met een uitmaksel kunnen verstoppelen, thuis
tee ingiete en eindelijk tijd nemen de boel te doen.
Dat was de richtse weg geweest.
Maar de richtse weg ben ik zo zat als gespogen spek, da wil je nie wete.
Dus in plek van de richtse weg sta ik hier per ongeluk en umspres in ene.
Mijn accent is zo scheef as un hekke, da hei je goed,
maar vuutje veu vuutje klep ik me mijn weg.
Hoewel ik in het Woagenings voor kwanshuis klep,
Hè zon schik gehad dit te zeggen:
Ik ben gruts dat Wageningen, met de universiteit, het bergpad,
de uiterwaarden, mensen, accenten, gebruiken, idealen
mij hebben gemaakt te denken: Da dors ik nie, dus ik doe het
um doarum. Waarom dan? Um toch!
Ellen van der Kolk
Gedicht geschreven en voorgedragen voor Historische Vereniging Oud Wageningen, bij het Wagenings Dialectenfestival op 23 april in de Junushof.