Lijntje Poëzie

Stadsdichter ’24
Gooi m’n eerste lijntje uit
Als deins ik op het water
Aan het vissen in een schuit
Letters aan de haak
Maar ik weet niets van vissenspraak
Dus geen idee waarop ik stuit

Dribbel met de dobber
Zo ik in de taal wat tobber
Kapitein maar ook de schrobber
Van het schip
Als de tip van de hengel
Plots aan wordt getikt
Ze rinkelt

“Hallo?”
“Wie heb ik aan de lijn?”

Hoor slechts het kabbelende water
Als aan kade van de Rijn
Wat fladderen van vleugels
’t Zullen zwanen wel weer zijn
Codetaal in het geheim
Hoor ik de woorden van m’n vader
In een rijm
Lijn voor lijn

Om de was aan op te hangen
De vuile én de schone
Soms om wat te stangen
Maar vooral bijeen te komen
Dichter bij elkaar
in December bij ter Haar
Uit te blazen af te stomen
Een lijn in de familie

Met het Nederlands van Oma
Tijdens Scrabble aan het dromen
Zoveel mogelijk de slome
Dat was ik
Maar de taal die
Plakt of pikt
Spinnenweb met grip
Ik heb het schip tussen klippen
Raak als veters verstrikt

Hond aan haar lijn of riem
Elke beat laat z’n striem
Achter ik kien wat uit tracht de
Teugels beet te pakken
Neem in acht de
regels van de taal
Sproei als tuinslang een straal
Vloeiende spraakwaterval

Uit over de struiken
Elk woord wil ik gebruiken
Sluikend drapeert
Zich een verbale sliert
Soepel en geleerd
Die de levenslijnen viert
Ik laat de lijn wat vieren

“Wie heb ik aan de lijn?”

Het is een vlieger
Die voor niets als de zon op gaat
Wind of storm blaast
In de stof die wapperend raast
Door de lucht
Met elke zucht wind klimt ze
Zo naar boven
Als Kilimanjaro de
Hoogte in gekropen

De lijn die blijft maar lopen
Ontwikkelt zich afstropend
De open hemel in,
Met elke zin
vormt zich een nieuw begin
Bemin het woordenspelen
Ogen opgeslagen
Hoop wat hemels door te geven

Hoor uit hemelgewelf:
“Wie is er aan de lijn?”

Ben het zelf
Eet enkel broodjes letters
Op een alfabetje van
Brief-postelein
Krantenpap-ier
Inktvisringen en penne
Boek-weit woord-eltjestaart
Slok spraakwater
Bagels met regels
Sappige verhalen
Luistervoer in alle smaken
Ik boer het op en braak de
Mengelmoes weer uit
Op donuts van Dilla
Of Fruit-ige loops
In de soep die
Lettervermicelli
Om kroepokoes te maken
Tracks blijven kraken als
Crackers op to-maat van de muziek
Door de speakers
Ik ben verslaafd
Ja noem het ziek

Bel de dokter:
“Hallo, wat mag het zijn?”

Hij zet een
Krabbel voor recept
Of medicijn
Een staalkabel hangt op
Spanning op terrein
Tussen palen als
Canvas of schilderij
Ik knoop de druiven op
Ook de bramen en frambozen
En de kiwis en de hop
Cherimoya, Dioscorea

Tomaten knip ik in de top
Dieven naar believen
Leidt de ranken als een rivier
Tot de stroming klopt

Voor die bessen
Voor die vrucht,
Een vracht
Houtsnippers op de schop
Die ik op de bodem drop
Blad of vers gras, ja
Reken maar ik stop
De boel goed in
Als een kind in bed
Mulch wordt ingezet
Continue riant met
Nutriënten
Hele hopen voor
Microben biotopen
Voeden onze voeding
Ja zo loopt het

Lijntje dan weer rond
Een kringloop met de grond

Vissen en familie,
Taaldieet en biofilie
Tot de letters in m’n mond
Een klont met geratel
Als bol wol ontrafeld
Bak ze vers uit m’n wafel
Ijzers heet, dus
Dek maar vast de tafel
Losse eindjes van de lijntjes ja
Gerafel knoop ik op als
Navels

Haal m’n hengel op en
Takel mirakel-eus,
En het is heus
Ik ben een slechte lieger
Uit het water
Geen vis

Maar een

Vlieger?

Lijntje poëzie is een evenement waarbij bewoners zichzelf of anderen op kunnen geven om gebeld te worden door een dichter, die op zijn of haar beurt één of enkele gedichten voorleest (zie ook: lijntje poezie (thuiswageningen.nl). Bij de feestelijke afsluiting is het volgende gedicht voorgedragen: Het van Dale definieert een lijn als “reeks van onderling verbonden punten”

Bob ter haar

SLUIT
SLUIT