Geraakt in februari

Hoog tussen hemel en uiterwaard
ligt Nemo’s Nautilus tegen de helling,
nog van een zondvloed – niet lang meer,
een cruiseschip gaat voor anker op zijn plaats.
Op een nacht, achter ronde ramen,
zongen daar magiërs in tongen met hun volk,
speelden sterren van de hemel, strooiden ze rond,
zegenden de slapers.
Jazz is vechten tegen de dorpsbacterie.

Vogels stil, bomen staan,
het is zoals het is, ze zeggen dat alles trilling is,
dat elke pijl raak is en dat een ster nooit dooft
maar tussen zwart gordijn glipt naar een ander toneel
waar wij op Mars zijn, of Romeinen, zeggen ze.

En ja, wij zijn geraakt, de stad wordt anders wakker
– ook de hond.
Geen melk, geen brood, geen dienst vandaag,
geen autobrom of belfiets,
kalm zijn wij naar het ijs gegaan. En schaatsen.
Het heet natuurijs want het gaat vanzelf,
niemand kapitein.
De kleinen met een stoel, de sterken hard,
daar zwiert de Jolleberger Raad van Elf,
daar het nieuwe duo
van ons ‘toekomstbestendig theater’ – hebben wij weer!
Als ze 2013 maar halen. Als we allemaal
2013 maar halen.
Zie die zigeunerin achtjes draaien.
Dat komt, ze praat met doden, maar nu even niet.
Horeca loopt broedend rond, ziet florijnen flonkeren
voor slim bemeten dienstjes in de zopiebranche.
Die taaie die het beter weet veegt ijs.

Wageningen is leeg.
Hier waken dichter en burgervader.
Tussen theekoepel en torentje loopt een lijn.
“Gaat ie goed Geert?”, vraagt de dichter.
“Een makkie, er is niemand. Zelfs Corrie is schaatsen”
“Gelukkig heeft ze een flinke paardenstaart”
“Hoezo?”
“Handig voor als ze onderuit is gegaan”.

De mannen lachen. Dan gaan ze weer aan het werk.
De Vader keurt iets goed, de dichter
asemt een bloem van een ruit,
zijn Aladdin tovert warmte schaars.
Hij schrijft wat, loopt een rondje
en verzet een woord.
Daar heeft het volmaakte niet van terug,
schaakmat, de dichter wint,
onderwijl houdt ie over de dijk de meute in de gaten:
Schaatsgedruis? Mutsen? Dassen? In orde.
(Soms klimt hij in de plataan – die staat daar niet voor niets).

Het is zoals het is, we doen wat we doen
om wie wij zijn en worden,
schaatsen en waken en bellen en hopen
en zien en niet zien en groeien en gaan.
Bij ons gaat het vanzelf, niemand kapitein,
omdat we aangeraakt zijn.

Laurens van der Zee, stadsdichter van Wageningen, februari 2012

Lees de toelichting van Laurens van der Zee op het gedicht »

SLUIT
SLUIT