De Bloeikalender van July Leesberg

Van enorme windturbines in haar serie Nieuwe Nederlandse Landschappen naar het kleinste takje in het Belmonte Arboretum: De Wageningse beeldend kunstenaar July Leesberg heeft een reis naar binnen gemaakt. Als wetenschapper opgeleid aan Wageningen UR heeft ze leren analyseren, als beeldend kunstenaar opgeleid aan Artez heeft ze leren kijken en verbeelden. Een sterke combinatie, en vooral een sterke drijfveer. “Wageningen heeft met dit arboretum een schat in handen die bijna te groot voor ons is, want lang niet iedereen beseft hoe bijzonder, en hoe groot, dit park is”. Dit zei ze toen ze mij kwam vragen een recensie voor haar boek te schrijven. Ik, die nog geen hoe heet het van een hoe heet het kan onderscheiden! Vaag herinner ik me van school iets over ‘lobbig’ en iets over ‘geleedpotig’, eigenlijk vooral omdat het zulke mooie woorden zijn. Maar er schijnt nog hoop te zijn, want July riep blij “Zie je wel, je houdt wél van planten!”, toen ik haar op die laatste zonnige dag in mijn tuin de bloeiende herfstaster (klopt dit?) had laten zien waarin bijen en vlinders met z’n allen een alleraardigst zoem- en dwarrelspektakel aan het opvoeren waren. En ja, ik heb een bakstenen labyrint voor m’n huis dus heb ik vast wel verstand van het bloemenlabyrint van Aeneas Wilder in Belmonte, en ja ik schrijf over beeldende kunst in de openbare ruimte, en planten zijn natuurlijk ook kunststukjes, dus ‘nee’ was geen optie. Toen ik het boek uit had was het te donker om alles ter plekke te controleren, maar July heeft me er wel van overtuigd dat het Arboretum Belmonte een ongekende schat is, in meerdere betekenissen van het woord. Met haar ‘klare lijn’(ook al zo’n mooi woord) heeft ze de planten zo scherp als een bouwtekening neergezet en in haar beschrijving is ze geestig, lyrisch en terzake tegelijk. Voor dummies als ik staat achterin een cursus biologie. Het gaat over de onderdelen van een bloem, met mooie woorden als kroonblad, kelkblad, stijl en stamper. Maar vooral gaat het over wat nou een ‘soort’ is en wat precies een ondersoort of een ras of een hybride, en wanneer je per se die foeilelijke term ‘cultivar’ moet gebruiken, al zou ik tot het uiterste gaan om dit wanwoord te kunnen omzeilen. Nu pas begrijp ik waarom biologen ineen krimpen als leken de boel door elkaar halen. Sorry mensen!

De ondertitel van deze Bloeikalender is ‘Het hele jaar je neus achterna’. Klopt, lyrisch is ze over de welriekendheden in het park. Ze schreef het al in de rubriek De Wandelaar in het arboretumbulletin van zomer 2018: ‘In de keuze van de planten wil ik me laten leiden door mijn neus’. Geen wonder dat ze in dat artikel direct de Lonicera fragrantissima introduceerde, jawel, de uiterst sterk ruikende kamperfoelie. Veel meer nog van dit welriekende moois krijgen we in haar Bloeikalender voorgeschoteld. Na een zwaar appel op ons gevoel voor medeverantwoordelijkheid, zeg maar gerust een vermaan, volgen we haar tamelijk onder de indruk het park in, waar ze in woord en beeld verslag doet van steeds twee weken groei, bloei, verval en wedergeboorte. Aan de hand van de plattegrond kunnen we precies zien waar we zijn, en waar je de toverhazelaar, trompetboom, welriekende boerenjasmijn, gele moeraslantaarn, sierkwee, maretak, mosroos, wintersneeuwbal, Perzische slaapboom en nog meer geheimzinnigs uit de sprookjes van duizend-en-een-nacht kunt vinden. We beginnen rond de jaarwisseling wanneer ondanks kou en mist de toverhazelaar geurt, en mogen er weer uit eind december, niet dan nadat we de ‘tutuutjes van jonge meisjes die naar hun eerste balletuitvoering gaan’, ofwel een takje van de winterbloeiende kers hebben bewonderd. De rest verklap ik niet, maar missen mag je het ook niet. Kopen dus, die Bloeikalender van Leesberg! Hij ligt bij boekhandel Kniphorst in Wageningen, en is ook te bestellen op het internet: https://www.debloeikalender.nl

 

Laurens van der Zee, oud-stadsdichter, muzikant, schrijver van beeldenvanwageningen.nl.

SLUIT
SLUIT