De kunstenaar, de winter en de staat

Een onthulling en een oproep door Laurens van der Zee

Dichters worden stiekem door de Staat gesteund om lyrisch te schrijven over de seizoenen. Dit voorkomt dat het volk mort en massaal aan het emigreren slaat. Niemand houdt immers van de herfst en de winter, laat het altijd maar zomer zijn en af en toe een lente. Behalve voor de schaatsers, nog. Maar dat houdt wel op. De natuurijsvreters zijn een restje, ze vergrijzen en sterven uit. Door geleidelijk de wintertemperatuur te verhogen (niet teveel ineens) krijgt de overheid die groep er onder. De rest is inmiddels verslaafd geraakt aan overdekte banen, ze weten gewoon niet beter meer. Terug naar de dichters: Roerende gedichten en spannende verhalen leren ons hoe stoer het is om op de fiets een herfststorm te trotseren – denk aan het door de geheime dienst geconcipieerde “Onder moeders paraplu”- en hoe heerlijk het is om met z’n allen een sneeuwpop te maken. Op goed geregisseerde momenten zie je dat soort beelden steevast verschijnen in de bladen en op het Journaal. Dus roepen we in koor: “Jottem dat we in dit landje mogen wonen. Weet je wat? We blijven!”. Maar vergis je niet, die media worden allemaal betaald. Ook de scholen trouwens: Onderwijzers leren al vroeg iets door de chocolademelk te doen zodat de kinderen er tijdens hun zogenaamde ijspret blij, zeg maar opvallend blij, zeg maar gerust manisch uitzien. Trouwens, niet alleen de dichters, de bladen, fotografen, onderwijzers en de TV worden betaald, ook schilders en andere beeldend kunstenaars. Hoe dacht je anders dat die konden leven? Is altijd al zo geweest, ook Breughel en zijn kompanen kregen geld want toen was de overheid al net zo bang als nu. Later, in de VOC-tijd was het precies zo, het had maar een haartje gescheeld of heel Nederland was opgepakt en neergepoot in Indonesië. Daar was het tenminste warm. Hadden we bijna “Indisch-Nederland”gehad in plaats van “Nederlands-Indië”. Maar toen is er massale staatssteun (ja, toen al!!) gestoken in schilders, beeldhouwers en tekstschrijvers ter verheerlijking van de vier seizoenen, de winter voorop, ze hebben correspondenten uit de Oost gruwelverhalen laten sturen over slangen, besmettelijke ziektes en onbeleefde inlanders, en is het tij nog net gekeerd. Maar over Breughel gesproken: Het sterft van de doekjes van Vlaamse en Hollandse meesters waarop je kinderen en volwassenen zich zogenaamd geweldig ziet vermaken op gruwelijke ijsvlaktes omringd door krotten waar geen hond meer in wil wonen. En blij dat we zijn! Reken maar dat er eerst heel wat gesubsidieerde rum door die kelen is gegoten. Buiten beeld legden ze de gewonden neer: Afgesneden vingers door zo’n primitieve schaats, totale verlammingen door een val op hun stuitje, hysterische kinderen met onstuitbare bloedneuzen, lui die met elkaar op de vuist gingen omdat de een meer Staatsrum had genoten dan de ander, noem maar op. Sowieso nog een gelukje dat die schilderijen stom zijn want het gekerm was natuurlijk niet van de lucht. Trouwens, wat ik altijd zo vreemd heb gevonden is, dat schilderijen stom gebléven zijn! Heel anders dan bij de film. Na de “stomme film”, zeg maar het Stenen Tijdperk, kreeg je vanzelf de pratende film, logisch ook. En na de krassende pen en de ratelende Remington kwam vanzelf de welluidende computer. Ook al weer logisch. Maar de schilder, hij ploeterde voort en nog steeds komt er geen spatje geluid van zijn doek. Schilder, word wakker! De moderne technologie is allang zo ver! Met een beetje prutsen kun je makkelijk bij een schilderij als je bijvoorbeeld op een vogel drukt “twiet” horen, en op een auto “toet”. Hadden ze dat eerder gedaan, dan had je bij die figuren van Modigliani kunnen horen “au m’n nek!” en bij Giacometti’s magere beeldjes “een Hemaworst alstublieft!”. En bij een Picasso “dokter, help!”, want die lui zitten meestal erg in de knoop. En geloof maar niet dat die kindertjes uit Breughel’s tijd tegen mekaar riepen hoe fijn het was om op het ijs te zijn. Als je goed kijkt zie je bijna zo’n knul tegen zijn kleine buurmeisje sissen “en je houdt je mond dat we doktertje hebben gespeeld!”. En een wankel besje moppert dat de AOW nog steeds niet is uitgevonden, ik noem maar wat. Te laat nu, maar wel een gemiste kans voor de hedendaagse kunstenaar. Geluid, dames en heren beeldend kunstenaar! Multimedia! Laat de storm gieren, de sneeuwbal suizen, de regen kletteren en de poppetjes tieren. Je kunt het! Doe op het canvas dan ook een keukenmeid gillen en champagne knallen en verzin een geluidje voor de glühwein want daar ben ik gek op als het buiten zo koud is dat je je adem ziet, mooi eigenlijk, zou ik niet willen missen, ja ze hebben mij te pakken, de Staat heeft zijn werk gedaan, kunstenaars bedankt!

1 gedachte over “De kunstenaar, de winter en de staat”

  1. Eindelijk iemand die hardop durft te zeggen hoe het zit! Bravo!
    Ik stel voor om een actiegroep in het leven te roepen, Laurens. Laten we beginnen met de audiotisering van de Scheringa kunstcollectie, die staat nu toch maar te rotten. Ik wil die vrouw in die rode stoel van Freud wel eens horen kreunen of die sexy jurken van Fong-Leng … ik zeg: DOEN!

Reacties zijn gesloten.

SLUIT
SLUIT