Dienend fietsen

Ik heb hier iets voor Kerstmis maar eigenlijk ook voor elke andere dag in het jaar, en het begon op de fiets. Zoals zoveel. Daar moet ik het eerst over hebben. Met fietsen is het eigenaardig gesteld, er is van alles over uitgezocht, hoe je benen bewegen, hoe je moet zitten zonder je kruis te mollen, hoe je knieën het minste slijten enzovoort. Al met al weten ze veel van fietsen, maar er is volgens mij nog nooit onderzocht wat mensen dénken als ze op de fiets zitten. Vreemd, want als je er op let zul je zien dat heel wat fietsers een nogal peinzende blik in hun ogen hebben – in hun gedachten zijn ze eigenlijk overal, behalve op de fiets. Als ik het hád zou ik er goudgeld voor geven om te weten te komen waar al die mensen zoal aan denken. Het kunnen brave dingen zijn, over boodschappen en zo, maar ik vermoed, en hoop eigenlijk, dat er ook hele ón-brave dingen tussen zitten, zelfs bij huisvrouwen, jawel! Hoe dat zit bij huisvrouwen, daar ben ik vreselijk nieuwsgierig naar, maar ik weet nu al dat ze alles zullen ontkennen. En dat ze volgende keer op de fiets zullen proberen, nooit meer aan ón-brave dingen te denken, voor het geval er iemand naar gaat vragen. Met als gevolg dat ze een hele vulkaan aan pikante fantasieën en kindonvriendelijke, relatieonvriendelijke of regelrecht moordzuchtige gedachten in hun arme hoofd zullen oproepen, dingen die ze allemaal een plekje moeten geven en ze hebben al zo veel te doen. Ja, in hun gedachten zijn ze dan overal, je wil niet weten waar, behalve op de fiets.

Welnu, wat mij betreft, ik beken, ik heb gefietst, en ik heb daarbij vreemde gedachten gehad. Op een dag, namelijk, was ik tamelijk zorgeloos enigszins kuierend aan het fietsen, je zou kunnen zeggen ik was in ontvankelijke staat, en jawel daar vloog een gedachte in de vorm van een zinnetje regelrecht van ergens van boven mijn kop in. Het zinnetje luidde: “Hoe kan ik dienen?”. Ik schrok er van. Was mij soms een dominee voorbij gefietst? Had een ziekelijk watje mij soms aangehoest? Een watje, een dominee, dat soort types denkt ‘hoe kan ik dienen’, althans dat zéggen ze, maar een gewone Hollandse jongen of meid toch niet zo snel, zelfs dichters niet. Ik zocht steun bij het eerste het beste verbodsbord en overdacht wat mij te doen stond. Waar blijf je als je alsmaar gaat dienen. En wat zullen de anderen wel zeggen! Ik weet het nog van het schoolplein van heel vroeger, en van de pauzes op de middelbare school, en van de keuken in de studentenflat: als je wat opraapte en je deed het in de prullenbak, weet je wat ze dan riepen? UITSLOVER!! En dan lag je er uit want een watje wilde niemand. En het wordt nog erger want ik ga nu nóg wat bekennen, namelijk, dat de gedachte “Hoe kan ik dienen” ergens, op de een of andere vreemde manier, in de verte, mij toch hoe zal ik het zeggen enigszins aansprak, en zelfs licht, heel licht maar toch ergens toch wel een beetje zeg maar zoiets als nou ja ontroerde zelfs, hoe gek het ook klinkt. Ik herinnerde me de eerste keer dat ik mijn vrouw een vreemde fiets zag oprapen die omgevallen was, en dat ik schrok, en hoopte dat niemand het gezien had, en ik realiseerde me dat ik onlangs, aan een vrij afgelegen hek weliswaar, zomaar drie fietsen heb teruggezet die daar omgevallen waren en dat ik alleen maar een heel klein beetje hoopte dat niemand het zag en halverwege zelfs begon te hopen dat iemand het wél zag en dat ie als ie niet “Watje!” riep wellicht ooit zelf ook eens een fiets….

Nou ja, ik heb het opgezocht bij een meneer die ik best aardig vind schrijven, hij heet Deepak Chopra en hij noemt dienen, helpen, je talenten – wat ze ook zijn – beschikbaar stellen aan anderen “De wet van het Dharma” . En, zegt ie, als je niet meer denkt “Waar word ik beter van?” maar “Waarmee kan ik helpen?”, dan ben je behoorlijk goed bezig. Je maakt jezelf en de ander zielsgelukkig en je helpt de wereld vooruit. Dat lijkt me, met Kerst en op elke andere dag in het jaar, geen verkeerde gedachte. Het lijkt me de moeite, het eens te proberen. Dus noem ik hier maar vast wat dingen waar ik goed in ben en bij gelegenheid best wel eens een ander mee wil dienen, of in gewoon Nederlands wil helpen dus: Ik, bijvoorbeeld, ben extreem goed in schroefjes en moertjes – voor uw fiets, uw camera, uw tractor en al uw cultuur – en ik kan ook aardig planken zagen, schilderijtjes ophangen, en een lampje of een slecht geschreven tekst repareren. En ik kan in diverse talen dingen mompelen, zelfs Arabische en oud-Griekse woordjes lezen al moet ik soms dan wel opzoeken wat ze ook al weer betekenen. En als niemand het zegt zal ik dan maar zeggen hoe wonderschoon ik fluiten kan en ook wel koken, geloof het of niet. En zelfs kan ik, weliswaar met moeite, binnen een redelijke tijd een column afsluiten, scheelt me niks of dat watjesgedrag is. Afijn, ik hoor het wel of ik mezelf zielsgelukkig kan maken door me voor een ander uit te sloven. Volgende keer gaan we het over dienend vragen hebben, want een aanbod zonder vraag is toch wel een beetje kaal. Uw dienaar wenst u mooie feestdagen en vooral veel quality-fiets-time!

Laurens van der Zee, december 2018. Deze tekst werd gepresenteerd op het Cultureel Café van 6 december.

SLUIT
SLUIT